Herschrijven, je eigen woorden hernemen en verfijnen, is de kern van elk schrijfproces. Alleen op die manier kom je erachter wat je eigenlijk wilt zeggen. En dat blijkt maar al te vaak net iets anders te zijn dan je aanvankelijk dacht, waardoor goed gelukte zinnetjes opeens niet meer in je grotere plan passen. Dan moet je rigoureus zijn: ‘kill your darlings’, zeggen we altijd streng. Het grote idee gaat vóór kleine schoonheid. Want als je je vastklampt aan kleine schoonheid, gaat zij de grote schoonheid in de weg staan. Bij wijze van troost voegen we daar vaak aan toe: ‘Dat mooie zinnetje is misschien wel het begin van een nieuw stuk.’
Eerlijk gezegd werkt dat voor mezelf nauwelijks zo. Ik bekijk vroegere versies van teksten nog maar zelden. Eerste versies van columns bewaar ik wel, maar vooral vanwege de bronvermeldingen die daar vaak nog in staan – dus voor het geval iemand me ter verantwoording roept, en niet omdat ik denk dat ik er nog invallen bij zitten waaruit een tweede column geboren kan worden. Gedachten die ik veelbelovend vind, verplaats ik direct naar een apart document met losse ideetjes. Dat document omvat op dit moment 85 korte zinnen of fragmenten. Van zeker de helft daarvan ontgaat me inmiddels zelf de pointe, en toch stelt dat document me gerust: het is een bezwering van de angst dat ik op een dag geen idee zal hebben.
De Amerikaanse schrijfster Sara Manguso denkt dat het bewaren van eerdere versies een achterhaalde praktijk is uit de tijd van vóór de digitale revolutie. Herschrijven was toen nog veel lastiger en arbeidsintensiever dan nu. In die omstandigheden had het zin om snel een slordig eerste manuscript te produceren, zodat je zicht kreeg op de aard van het project dat je was aangegaan. Daarna kon je het ruwe materiaal ‘tot goud spinnen’ in een tweede integrale versie (of een derde, een vierde..). De vorige versie lag daarbij als een fysieke geheugensteun naast je op tafel. Dus ja, natuurlijk bewaarde je die. ‘Voor mij werkt het zo niet meer’, zegt Manguso in The New York Times.
Voor mij ook niet: als ik nu op mijn computerscherm mijn werk overlees, is niets simpeler en efficiënter dan de tekst gelijk verbeteren als ik zie hoe dat kan. En die verbetering werkt door in het hele project, dat geleidelijk mee verandert. Dus welke versie zou ik dan moeten bewaren? Je krijgt oneindig veel versies die maar heel miniem van elkaar verschillen. Het is mij nog niet gelukt een zinvol beheersysteem voor al die versies te ontwerpen. Ik vervang de versie van gisteren gewoon door die van vandaag.
Maar misschien is het ook een karakterkwestie. Manguso houdt van een schone, lege omgeving, zegt ze; ze wordt onrustig van eerdere versies. Sinds ik deze zomer haar essay Ongoingness: The End of a Diary las, kan ik me daar van alles bij voorstellen. Manguso vertelt niet zozeer een verhaal; haar belang en haar ideeën zitten in haar stijl. Het draait bij haar niet zozeer om wat ze vertelt, maar om hoe ze vertelt. Voor haar is toon dus belangrijker dan overzicht. Zelf ben ik ook meer van dat slag, denk ik. Maar voor schrijvers die vooral een vertelling willen ontrollen en karakters willen ontwikkelen, kan het schrijven van een snelle, slordige eerste versie nog steeds heel vruchtbaar zijn. En natuurlijk koester je die versie dan. Het is immers je eerste verkenningstocht door onbekend gebied.