HBO-docent pedagogiek Renée van der Linde volgde een paar maanden geleden onze training Socratisch Schrijven. Tijdens de training schreef ze een column, of een essay, met als titel ‘Bikkels en watjes’.
Hieronder kun je haar tekst lezen. Marjan stelde Renée enkele vragen over haar tekst, en over haar redenen om de training te volgen.
MS: Waarom besloot je nu de training te volgen? Welk doel had je jezelf gesteld?
RvdL: Ik heb ik al eerder trainingen bij jullie gevolgd die mij veel opgeleverd hebben. Ik volgde de training met een dubbel doel: een schrijfimpuls krijgen en inspiratie opdoen voor het onderdeel ‘creatief schrijven’ dat voor de studenten Pedagogiek op het programma staat. Na overleg met Tanny heb ik het tweede doel losgelaten.
MS: Ziet de eindtekst er anders uit dan je van tevoren had bedacht?
RvdL: De eindtekst is uiteindelijk geen essay geworden, maar een column. But what’s in a name? De verrassing is (weer) dat ik de tekst eenvoudig en dichtbij mijzelf kan houden.
MS: Is er tijdens de training een eye-opener geweest?
RvdL: Een eye-opener kan ik mij niet herinneren. De schrijfoefeningen stimuleren mijn schrijfproces. Ik lijk ‘losser’ te worden en durf beter te schrijven. Schrijven ervaar ik vooral als ‘doen’ en daar helpen de oefeningen mij bij.
[Hieronder vind je in de linkerkolom de integrale tekst van Renée. De nummers in de tekst verwijzen naar de vragen van Marjan in de rechterkolom, met daaronder de antwoorden van Renée.]
Bikkels en Watjes
Het is half zes in de ochtend en ik vind mijzelf terug met mijn voeten in een teiltje met koud water en een lege fles whisky naast mij op tafel. De computer staat in de sluimerstand. Ik ben toch even weggezakt… (1) De hele nacht heb ik aan het essay gewerkt. En nu is het af. Tevreden kijk ik nog eens naar de tekst, het verhaal leest vlot, het heeft humor en zeggingskracht. Ik druk op de verzendknop en stuur de tekst naar de eindredacteur van het tijdschrift. Bovendien ben ik zeer tevreden omdat ik de slaap heb overwonnen. De voeten in een teiltje met koud water en de whisky bij de hand: ik ben een bikkel. Bikkels hebben een eigen taal waarin het woordje ‘nee’ niet of nauwelijks voorkomt, zij beantwoorden bijna elke vraag met ‘ja’. Bikkels zijn aardig en willen graag aardig gevonden worden. Bikkels weten andere bikkels te vinden, zij zijn vaak herkenbaar en verstaanbaar voor elkaar. Bikkels spreken Bikkels. (2) -‘Wil jij even…?’ (3) – ‘Ja, hoor’ -‘Ik heb nu een klus, ik moest meteen aan jou denken. Wat denk jij, is het wat voor jou?’ -‘Ja, dat denk ik wel’ -‘Ik krijg deze opdracht niet af voor dinsdag, omdat mijn moeder ernstig ziek is. Wil jij…?’ -‘Tuurlijk!’ -‘Ik kom er niet goed uit. Wil jij mij even helpen?’ -‘Ik kom eraan!’ -‘Kun jij morgen een les van mij overnemen? Ik moet naar de tandarts.’ -‘Uiteraard’ -‘Jij hebt vorig jaar toch met deze methode gewerkt? Voordat ik mij helemaal ga inlezen, kun jij mij even snel bijpraten?’ -‘Zeker’ -‘Het gaat morgen regenen. Als jij met de trein naar je werk gaat, mag ik dan jouw auto lenen?’ -‘Geen probleem.’ Een beetje bikkel is een perfectionist: iemand die lang en grondig nadenkt over de punt en de komma. De vorm en de inhoud van bijvoorbeeld een tekst worden eindeloos aan kritische blikken onderworpen. Ook in het dagelijkse, huishoudelijke, leven is de perfecte bikkel te herkennen. Zo zijn er perfecte bikkels die de was ophangen van achteren naar voren: grote kledingstukken achteraan en klein goed (4) vooraan. Het oog wil ook wat, daarom krijgt de witte was witte knijpers en de gekleurde was hangt aan gekleurde knijpers. Een beetje bikkel laat weinig aan het toeval over. Perfecte bikkels stellen flinke eisen aan zichzelf en aan hun omgeving, de lat ligt hoog. Er liggen dikwijls veel taken op het bikkelbordje die daardoor binnen de gestelde tijd met moeite afkomen. Een beetje bikkel is zelden tevreden: niet met het resultaat van hun inspanningen en niet met het aantal taken dat ze afmaken. Bovendien krijgen perfecte bikkels geregeld negatief commentaar van hun interne criticus. (5) Een beetje bikkel vindt de gestelde eisen niet hoog maar vanzelfsprekend. Een beetje bikkel twijfelt of anderen wel aan die hoge eisen kunnen voldoen. Een beetje perfecte bikkel doet alles zelf.(6) De voeten in een teiltje met koud water, de whisky bij de hand om een nacht door te kunnen werken dat is een zaak voor bikkels, net zoals het ‘soldatenontbijt’ waar mijn vader over vertelde. “Drie koppen zwarte koffie en vijf sigaretten. Dat is pas een ontbijt. Een soldatenontbijt!” mijn vader keek dan stoer en ik geloofde hem: dat is geen ontbijt voor watjes! Ik kon bijna niet wachten met het opsteken van mijn eerste sigaret voor het ontbijt: een soldatenontbijt voor meisjes. Mijn vader zou trots op mij geweest zijn: ik ben geen watje. Met mijn voeten in een teiltje met koud water en een glas whisky bij de hand om wakker te kunnen blijven, dat is pas werken. Dat is bikkelen. Na zo’n werknacht een soldatenontbijt nuttigen dat leer ik ook nog wel. Een mens kan tenslotte meer dan hij denkt.” Renée van der Linde |
(1) MS: Waarom ben je met dit beeld begonnen?
RvdL: Ik vind dat ik hard werk en maak mij zorgen of ik het wel kan volhouden; ik ben nu 54 en ‘moet’ nog 13 jaar werken. In 2008 heb ik een hartinfarct gehad. Dat heeft mijn leven behoorlijk op zijn kop gezet. Ik heb, na de schrik, besloten dat ik ‘gezond oud wil worden’ en het roer omgegooid. Het beeld stamt van voor 2008. Zo ongeveer als het beschreven staat, vertel ik dit op de eerste trainingsdag tijdens de lunch. Op de tweede trainingsdag zegt Tanny dat zij het een sterk beeld vindt en nodigt mij uit het te gebruiken in een tekst. In de tweede versie gebruik ik dit beeld voor het eerst. Eigenlijk begin ik dan opnieuw en kan ik vlot achter elkaar doorschrijven. (2) MS: Mooie vondst, die Bikkeltaal. Hoe kwam je daar op? RvdL: Dankjewel! ‘Bikkels spreken Bikkels’ is voor mij een associatie met ‘Bibelebontse berg’ (“Op de Bibelebontse berg, daar staat een Bibelebonts huis, etc.”). Eigenlijk weet ik niet goed hoe ik op Bikkeltaal kwam.(3) MS: Waarom heb je hier voor een dialoog gekozen? RvdL: Ik herinnerde mij tijdens het schrijven dat ik eens een gesprek met een aantal vrouwen heb gehad over dwangneuroses en perfectionisme. Wellicht vandaar een dialoog. (4) MS: Waarom heb je hier het woord ‘goed’ gebruikt? RvdL: Ah! Dat weet ik nog! ‘Klein goed’ bekt lekker, vind ik. Daarvoor gebruik ik ‘grote kledingstukken’ lange woorden voor grote dingen, korte woorden voor kleine dingen, daar houd ik wel van. Als dat lukt vind ik dat fijn [Ik ben natuurlijk zelf helemaal geen perfectionist, of zo…]. Bovendien refereert ‘goed’ hier mooi aan ‘wasgoed’. In de zin daarvoor gebruik ik ‘was’ en even later dus ‘goed’. Komt het toch nog goed als ‘wasgoed’.(5) MS: Met deze zin doorbreek je het repeterende ‘een beetje bikkel’ dat je verderop weer oppakt. Waarom? RvdL: Ik zit te hannesen met ‘bikkel’ en ‘perfectionist’. Is dat nu hetzelfde? Ik heb besloten van wel. Dit besluit heb ik snel genomen zonder de gevolgen daarvan te overzien, in dit stukje struikel ik daarover. Door de reeks ‘een beetje bikkel’ af te sluiten gebruik ik ‘een perfecte bikkel’ een beetje gekunsteld.
(6) MS: Eerder in je stuk gebruikte je witregels. Waarom niet na deze zin? RvdL: De eerdere witregels zijn bedoeld om de dialoog eruit te laten springen. |